Verguisd en geprezen.

 

Ton Meulenberg en René Pover.

De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik de titel van dit artikel gestolen heb van een boek dat over een ander militair onderdeel geschreven is, maar ik vond deze titel wel helemaal van toepassing op 114 TRC/ats/MTS en heb hem daarom maar gebruikt. 114 is in zijn historie vaak verguisd door andere verbindingsdiensteenheden die vaak met argwaan naar dat vreemde, vrijgevochten volkje van 114 keken. Daartegenover stond dat de hogere bazen vaak de grote inzet en vakbekwaamheid prezen, die ook weer werden vertaald in groepswaarderingen. We waren het niet altijd eens met de leiding, maar dit laatste hadden ze altijd wel goed gezien.

106 Verbindingsbataljon en daarmee 114 MTSpel zijn opgeheven. Veel ruchtbaarheid is daar niet aan gegeven. Géén grote ceremonie, géén muziek, géén grote reünie voor alle oudgedienden, een kleine ceremonie en het was gebeurd.

Er is al eerder gepubliceerd over de moeizame manier waarmee de Verbindingsdienst met tradities en saamhorigheid omgaat. En dat blijkt nu ook weer. Bij 114 zit het echter met die saamhorigheid wel goed. Er is behoefte aan een reünie en die komt er dan hoogstwaarschijnlijk ook. Een paar oudgedienden hebben de handschoen opgenomen en zijn bij elkaar gekomen om een reünie te organiseren.

 

Geschiedenis van 114.

In 1962 werd een nieuw rasterstelsel ingevoerd dat bestond uit twee bataljons, 108 Verbindingsbedieningsbataljon met 3 verbindingsbedieningscompagnieën en 106 Verbindingsrasterbataljon met 2 rasterknooppuntpelotons

In de jaren 60 vond er al telexverkeer plaats in het toenmalige rasterstelsel in de vorm een ‘ponsbanddoorzendsysteem’. Dit systeem was verre van ideaal, berichten raakten verminkt, werden veel te laat afgeleverd of kwamen zelfs helemaal niet aan. Het heeft nog jaren geduurd voor men een aanvaardbare oplossing had gevonden voor deze problemen. Commandant 101 Verbindingsgroep gaf opdracht het gehele systeem te herzien. Het moest een systeem worden met een “store and forward” principe en met een ingebouwde voortgangscontrole. Dit resulteerde uiteindelijk in het ontstaan van een zelfstandige Tape Relay Center-compagnie.

 

Het TRC

Op 1 mei 1971 werd 114 TRC-cie paraat gesteld en begon een unieke eenheid geschiedenis te schrijven.

114 TRC-cie was de grootste compagnie van 101 Verbindingsgroep en telde zo’n 280 man en bestond uit drie TRC-pelotons. Ieder TRC-peloton kreeg de beschikking over het volgende materieel:

 

1 regievoertuig                                       KL/MGC 4018

6 telexvoertuigen                                    KL/MGC 4470

1 posbandvermenigvuldiginstallatie    KL/MGQ 4141

1 herstelvoertuig                                    KL/MGC 4200

3 AD-voertuigen

3 aggregaten Bausscher

 

Op ieder telexvoertuig bevonden zich   5 x telex TT-3025 (T68)

                                                                  1 x telex TT-3010 (T100)

                                                                  5 x Ecolex IV

Zo’n compleet TRC te velde was een omvangrijk geheel. Het verplaatsen tijdens oefening van het ene naar het andere rayon vergde veel van het personeel. Toch waren het altijd (ook in de ogen van de oefenleiding) snelle verplaatsingen. De vertraging zat vaak in de ontvangst door het nieuwe rayon, die qua ruimte niet goed was voorbereid op het onder bevel nemen van een TRC. Er moest dan ook vaak door het personeel van 114 TRC worden geďmproviseerd.

Ook binnen de bedrijfsvoering van het TRC werd flink geďmproviseerd. Zo verschenen er al snel twee seinzalen van drie telexbakken die met de deuren naar elkaar toestonden en verbonden met een T-vormige loopplank, zodat de ‘loopeend’ niet telkens trap op trap af moest lopen met ponsbanden. De loopeend was de man die over de seinzalen rondliep en alle posities afging om ponsbanden op te halen en weer te verdelen over de andere posities om te verzenden. De compleet verzonden berichten werden door hem mee genomen naar de eindcontrolewagen en daar afgeboekt. Ik begrijp best dat dit verhaal alleen begrepen wordt door oud TRC-personeel maar ik heb hier wel duidelijk willen maken dat een actief TRC een heel bedrijf was.

Toen bleek dat de postband -vermenigvuldigapparatuur voor te veel ponsbanden zorgde op de seinzalen, en daardoor nog steeds vertraging en berichtenverlies optrad, werd een ander systeem bedacht met controle op de voortgang, die het aantal ponsbanden drastisch terugbracht, waardoor het berichtenverlies minder werd en berichten met meerdere geadresseerden sneller werden verwerkt door het TRC. Deze eindcontrole werd geďnstalleerd op de KL/MGC 4200.

 

Een TRC in vol bedrijf was een waar gekkenhuis. Bij verhoogde invoer ‘verzoop’ men in de ponsbanden.

Menigeen van ons kan zich nog levendig de telexisten voor de geest halen, die op hun kop in de prullenbak stonden, wanhopig op zoek naar zoekgeraakte berichten.

De verbindingen tussen de TRC-pelotons konden met hun 50 baud lijnen de stroom berichten naar de andere TRC’s vaak niet aan. Er werden soms minder fraaie oplossingen gevonden.  De ponsbanden werden dan in een (boter)doos gestopt en per ordonnans op de andere TRC’s afgeleverd om daar verzonden te worden naar hun klanten. Ook werden er op de directe telefoonverbindingen tussen de TRC’s telexen met een ecolex geschakeld om de grote stroom berichten tussen de TRC’s de baas te blijven. Ja, vindingrijk waren ze wel!!!

Een ander probleem was de Ecolex 4. Dit vercijferapparaat was voor een mobiel TRC zoals 114 TRCCie minder geschikt. Veel storingen zorgde voor vertragingen in het berichtenverkeer.

Bij Philips Usfa was een nieuw vercijferapparaat ontwikkeld (de Ecolex 10) die de Ecolex 4 moest vervangen. De Ecolex 10 was een on-line vercijferapparaat met een elektronische sleutelgenerator. Het instellen van de vercijfersleutel geschiedde met tandwieltjes. De Ecolex 10 bleek een zeer goed apparaat. Menig buitenlandse eenheid die er kennis mee maakte was jaloers op de eenvoudige manier van instellen en zijn betrouwbaarheid. Zo kan ik mij herinneren dat de verbinding met een Amerikaanse eenheid, afgemonteerd met de beruchte KW7 langdurig niet lukte. Er werd een onderofficier met een Ecolex 10 naar toegestuurd. Aan beide zijden een Ecolex 10 op de verbinding gezet en……… geen enkel probleem meer.  

De KW7 werd door het TRC gebruikt op de verbindingen met de andere NAVO partners. Een ingewikkeld apparaat dat ingesteld diende te worden met blokken en pinnetjes die in busjes gestoken moesten worden. Pinnetjes die krom gedrukt werden en busjes die er uitvielen zorgde voor een hoop ellende op dit soort verbindingen.

U snapt wel dat er hard gewerkt moest worden op de TRC’s en dat leverde menigmaal overspannen telexisten op die dan even achter hun telexpositie gehaald moesten worden om weer bij te komen. Daarom werd er een extra CP-tent meegenomen en bij het TRC geplaatst waar deze mensen een kopje koffie konden drinken om vervolgens weer aan de slag te gaan.

Dit ‘tentje’ ging een eigen leven leiden, het assortiment werd steeds uitgebreider en zo kwam het aan zijn bijnamen:

‘Kaditentje’, ‘messtentje’, ‘frikadellententje’ enz. Dit tentje werd het symbool van 114 TRCCie. Als je nu nog spreekt over 114 TRCCie komt het kaditentje nog steeds als eerste ter sprake, want ook door personeel van het rayon werd driftig gebruik gemaakt van het frikandellententje.

 

Het ats 

ZODIAC (Zone, digitaal, automatisch, cryptisch beveiligd)

Bezuinigingen zijn niet alleen van deze tijd. Ook in de tweede helft van de zeventiger jaren vonden er bij de KL bezuinigingen plaats. Door deze bezuinigingen kon er ruimte geschapen worden voor noodzakelijke investeringen. De Verbindingsdienst profiteerde hiervan mee. De KL-leiding wenste o.a. dat de verwerkingsnelheid en betrouwbaarheid van telefoon- en telexverkeer omhoog gebracht werd. Het project waarbinnen dit gerealiseerd moest worden kreeg de naam ZODIAC. ZODIAC zou in 5 fasen tot stand gebracht worden.

In fase 1 en 2 werden de transmissieweg en het telexverkeer gedigitaliseerd.

 

1976

Het computertijdperk had zijn intrede gedaan bij de parate verbindingsdienst! In de loop van 1976 werd bekend gesteld dat het TRC zou worden geautomatiseerd, waardoor het aantal functies voor beroepskaderleden werd uitgebreid. Vele onderofficieren opteerden op deze functies. Zij begrepen dat automatisering van het TRC niet het einde betekende, maar het begin van een nieuw tijdperk bij de Verbindingsdienst met vele mogelijkheden en dat bleek later ook zo te zijn.

 

1977

Het beroepskader van 114 en hun nieuw ingestroomde collega’s gingen in opleiding op het VOC, bij de Instructiegroep Automatisering en maakten voor het eerst kennis met automatisering. Zij kregen het “zwaar” te verduren in de vakken:

Programmeren (in Ecol met schrapkaarten en een potloodje)

Moderne wiskunde

Computerkunde SMR(S)

Werking ats

Engels enz

Het nieuwe systeem, wat inmiddels gebouwd werd bij Hollands Signaal in Huizen, ging ATS heten. Het Automatisch Telegrafie Systeem. 114 TRCCie zou bij operationeel stelling omgedoopt worden tot 114 Atsdet.

Maar zover was het nog niet. Het TRC bleef gewoon doordraaien en ook het ingestroomde kader ging met het TRC mee op oefening, daarbij leerde ze ook de unieke sfeer kennen en zouden ze die later ook uitdragen bij het ats. Tot die tijd was het ‘vol’ op de PC-hokken van de compagnie.

Enkele collega’s gingen dagelijks op en neer naar Hollands Signaal in Huizen om te assisteren bij de acceptatietesten van het ats.

Daar bleek al gauw dat de oplevering van het systeem niet zonder slag of stoot zou plaatsvinden. Het systeem crashte al vaak bij het opstarten waardoor het kl-personeel zich die dag kon gaan bezighouden met klaverjassen en lezen. Maar stapje voor stapje ging het toch lukken en kwam het systeem in drie garages op de kazerne in Ede te staan om verder getest te worden door het uit het personeel van 114 TRC samengestelde beproevingsdetachement.

De testen met de gebruiker gingen erg moeizaam. Wie herinnert zich niet de grote hoeveelheid telexvoertuigen van de parate troepen met telexisten die verveelt uit hun opbouwvoertuigen hingen als het ats weer eens gecrasht was. Vaak werden ze ook naar de kantine gestuurd bij een crash en het kostte steeds meer moeite om ze terug te krijgen achter hun telex, omdat ze er niet meer in geloofde. Het was voor alle betrokkenen nou niet de gezelligste periode.

Maar toch kwam het er nog van, na een beproeving van 2 jaar, werd op 1 november 1980 114 Atsdet operationeel gesteld. Vervolgens werd op 1 februari 1981 114 TRCCie (snik) definitief uit de organisatie genomen hetgeen een hele verbetering was in het telexberichtenverkeer. Weinig berichtenverlies snellere doorstroom van berichten en bovendien een aanzienlijke besparing aan personeel. Telexberichten werden geheel automatisch door het ats verwerkt. Berichten die het ats niet automatisch kon verwerken werden door het het personeel herbehandeld. Dit waren berichten met format-fouten, fouten in de routering en berichten die te lang in het systeem aanwezig waren omdat de geadresseerden (nog)niet in het systeem aanwezig waren door b.v. een verplaatsing. Deze laatste categorie berichten werden dan tijdelijk opgeslagen op een drumgeheugen.

Het ats bestond uit 4 x atc (automatische telegrafie centrale). Atc A, atc B en atc C paraat bij 106 Vbdbat en atc D t.b.v.opleidingen op het VOC. Ieder atc-peloton had de beschikking over:

- 1 atc-installatie TTC-4809,

- 1 Crypto-installatie TGC-5020,

- 1 AD-voertuig  en

- 3 aggregaten.

Een operationeel atc werd bemand door 4 man: 1 supervisor, 2 refile-assistants en een cryptobedienaar op het cryptovoertuig.

Met het ats deed ook de viertonner YA-4440 zijn intrede bij de Verbindingsdienst.

In de beginperiode werd ook de oude vertrouwde herrieschopper, het aggregaat Bausscher, vervangen door het 20 KW Bosch-aggregaat. Van deze overcapaciteit werd driftig ge(mis)bruik gemaakt om ook allerlei luxe artikelen, zoals elektrische dekens, frietpannen, een fondueset met afzuigkap, koelkast, tosti-ijzer enz. mee te nemen op oefening. Ik heb me laten vertellen dat er ergens bij een atc zelfs een elektrische open haard heeft gebrand!!!

Beroemd waren in die periode de barbecues bij 114 ats. Tijdens oefeningen en één keer per jaar bij de reünie van 114 Ats. De zelfgemaakte barbecues branden zo goed dat er nooit rauw vlees werd gegeten!!! Maagklachten kwamen ook nauwelijks voor, omdat het geroosterde vlees vaak voorzien was van een laagje Norit!!

Deze geweldige sfeer wekte binnen het bataljon nogal wat jaloezie op, met als gevolg dat het atc’tje pesten in zwang kwam. Overdreven controles, onmogelijke locaties en moeilijk uit te voeren opdrachten waren het gevolg. Maar niets kon de sfeer of de inzet van 114 beďnvloeden. Het dienen bij 114 ats was vaak letterlijk en figuurlijk een feest. Daar kon geen buitenstaander iets aan veranderen.

Werd 114 binnen het bataljon verguisd, buiten het bataljon bouwden we in die tijd een goede naam op bij alle testen o.a. met de Engelse Tare. De vakbekwaamheid van het personeel, van hoog tot laag, werd door iedereen geprezen, en menig dankbetuiging en compliment viel 114 ten deel.

De werking van het ats werd steeds beter en het systeem groeide uit tot het meest betrouwbare geautomatiseerde mobiele systeem bij de Verbindingsdienst en misschien wel bij de gehele KL.

In de loop der jaren werd er wel het een en ander aan het atc gesleuteld. Het zware DRUM-geheugen werd vervangen door een makkelijk hanteerbaar geheugen en de cassetterecorders werden niet meer gebruikt nadat WACO een softwareprogramma had ontwikkeld om vanaf een labtop het ats-programma te laden.

Deze labtop met ats-software werd WASLAP (Waco Ats Software Laad AParaaat) genoemd. Ook YA-4440 werd ‘tijdelijk’ vervangen door een tien tons vrachtwagen, omdat de installatie met belading meer bedroeg dan 4 ton.

Ook bij de Verbindingsdienst schreed de automatisering voort en in 1990 moest het ats in Zodiac fase 3 en 4, door de komst van de SA (schakelautomaat) aangepast worden. De VFT werd vervangen door MD/BVO apparatuur. De headsets werden vervangen door DBTs (digitaal beveiligd telefoontoestellen) en de gehele Crypto-installatie KL/MGC- 5020 werd vervangen door één internationaal crypto-apparaat BID-1650 die op de atc-shelter werd geplaatst. De cryptobak KL/MGC-5020 werd ingeleverd.

Een atc bestond nu uit 1 atc-installatie en 2 AD-Voertuigen  met 3 aggregaten.

Ook de telexen werden vervangen door labtops (de Toshiba 3200), PCTs genoemd (Personal Cumputer Telex).

De mooie ergonomisch zeer verantwoorde ATC-shelter zag er aan de binnenkant niet meer uit. Het droevige resultaat van deze ingreep door de firma Verolme is nu te nog te bekijken in het Museum Verbindingsdienst.

Ook de software werd aangepast. Er kwamen ‘kiesverbindingen’ van 300 baud bij. Het overgrote deel van het uitgaande berichtenverkeer vond plaats via deze ‘kiesverbindingen’. Het atc belde via de Schakelautomaat naar de geadresseerde en zodra deze opnam, verzond het atc het voor hem bestemd bericht naar zijn PCT.

Het inkomende verkeer van deze kiesverbindingen, vond plaats over één inkomend virtueel kanaal. Dit betekende dat ieder inkomend bericht op ieder willekeurig, niet bezette kanaal van de kiesverbindingen, door het atc kon worden ontvangen.

Op de al bestaande commando’s, kwamen er commando’s bij voor deze ‘Kiesverbindingen’.

 

Het MTS (Vlotats)

Het ats kon geen optimaal gebruik meer maken van de mogelijkheden van het verder ontwikkelde Zodiac-systeem. Het atc werkte nog met het oude ACP 127 protocol en was bovendien te traag geworden. Bovendien was de software steeds moeilijker te onderhouden. Ook speelde er een milieuzaak. De airco’s waren gevuld met freon en dat was niet meer toegestaan. Er was toen geen houden meer aan. Het ats moest vervangen worden.

WACO Den Haag kreeg opdracht het ats te moderniseren. Het project waarbinnen dit tot stand gebracht moest worden kreeg de naam VLOTATS (Verlenging Life Of Type ATS). Deze benaming verdoezelde het feit dat er een compleet nieuw systeem werd gebouwd.

In 1995 werd het MTS overgedragen aan het legerkorps.

Met het nieuwe MTS werd er verder gewerkt aan het vernieuwen van het berichtenverwerkingssyteem binnen de landmacht. Er werd, op één lijn na, geen gebruik meer gemaakt van de ACP-procedure maar van het LKBP, het LegerKorpsBerichtenProtocol. De PCT werd vervangen door de snellere en krachtigere labtop (Thosiba 3200SX) en werd MT genoemd (Message Terminal). Deze MT was in staat om met de nieuwe legerkorpsprotocollen te werken.

Het MTS (Message Transfer System) bestond nu uit drie MTC’en (Message Transfer Centre) en drie AD-voertuigen, waardoor er drie detachementen ontstonden die gelijk aan elkaar waren.

In één detachement was het volgende materiaal organiek ingedeeld:

- 1 bureaushelter met twee werkposities,

- 1 AD-viertonner, met achter elk voertuig een 20 KW aggregaat t.b.v. de airco die op de bureaushelter was gemonteerd.

 

Het personeel was als volgt ingedeeld:

- 1 detachementscommandant, een sergeant-majoor of adjudant,

- 2 sergeant als hoofd dienstploeg,

- 2 korporaals bedienaar en

- 2 soldaten chauffeur aggregaatbedienaar.

Ook dit systeem bevatte een store and forward principe voor de verplaatsende eenheden en de nieuwe software draaide op Windows 3.11 toen het state of the art.

In de shelter lag een ethernet en werd rechtstreeks gekoppeld met de SA die een aparte bundel opende voor het MTC. Er gingen minimaal twee detachementen mee op oefening om de afleveringsverantwoordelijkheid over te nemen als er één MTC ging verplaatsen. Er was dus altijd een MTC in de lucht om berichten te ontvangen en op te slaan voor de verplaatsende eenheden.

De guldenregel van 114 MTSPel luidde: “EEN GOED BERICHT GAAT NOOIT VERLOREN” en zo was het ook met dit systeem.

Voor de buitenstaanders waren wij, ook in die tijd, een vreemde eend in de bijt. Behalve bij 121 waar we administratief onder bevel stonden. 121 wist wat de mogelijkheden van 114 waren en dat het een genot was om ze in de buurt te hebben. Ook het MTS had zijn ‘zaken’ voor elkaar net zoals 114 TRC en 114 Ats.

Al snel regelde het personeel een eigen boogtent, veldbedden met matras en een volledig, als cadi, ingerichte AD’er, met daarin een ijskast, magnetron, tosti-ijzer, koffieapparaat en niet te vergeten een frituurpan voor de stevige trek.

Dit ging allemaal mee in de AD’er. De verplaatsingen, het opbouwen na aankomst op locatie tot de eerste slapende man,  bedroeg vaak niet meer dan een uur, hetgeen veel bewondering oogstte bij de eenheid waar we aanhaakte.

In 2001 begon ISIS de kop op te steken en kreeg 114 een nieuwe taak erbij, wat resulteerde in het proberen te integreren van het MTS binnen het nieuw te verwachten systeem. Na veel testen bleek dat binnen TITAAN het store and forward principe van 114 niet meer gebruikt zou worden. Het werd duidelijk dat 114 ter ziele zou gaan.

De oefeningen die 114 nog meedraaide met het MTS werden minder en minder en dus zocht de commandant een alternatief. 114 kreeg andere taken, van oefenvijand tot het opzetten van een GVA-week voor het bataljon in Durbuy in België.

Daarna werd 114 steeds leger en leger, sommige werden verzocht om bij te tekenen om de eenheid naar ‘bed’ te brengen en de installaties in opslag te geven, tot het moment daar zou zijn dat 114 opgeheven zou worden. Nadat het materiaal was ingeleverd bleef de laatste commandant van 114, Willem Lourens, nog een tijd belast met de administratieve afwikkeling en voor de rest was het populair gezegd, ‘einde oefening’ voor 114  TRC/ats/MTS!!!

Helaas, ik kan niet anders zeggen, 114 is uitgegaan als de beroemde nachtkaars.

114 is niet meer, maar wel de mannen en vrouwen die er bij gediend hebben. Zij zullen er voor zorgen dat 114 nog lang niet vergeten is!!!

 

Deze terugblik is voor een groot deel geschreven vanuit onze herinneringen en daarom niet volledig. Toevoegingen en commentaar zijn dan ook van harte welkom. Ik denk daarbij o.a. aan het optreden van 114 bij de mislukte aardappeloogst in Zeeland en de brand in Schaarsbergen.

Verder wil ik er u op wijzen dat veel van de genoemde apparatuur nog terug te vinden is in het Museum Verbindingsdienst in Ede.